BIOGRAFIE THEO KARS O.A. OVER KEES B. EN BOUDEWIJN VAN H. 
 
TRIO INFERNO 
 
Theo Kars heb ik eenmalig ontmoet, hij maakte weinig indruk op mij, zijn toenmalige vriend Kees B., zoon van een notaris te Heemstede , woonde enkele straten verder dan de J.C. van Oostzaanenlaan waar ik van jan. 1957- mei 1967 woonde heb ik enkele malen in Heemstede en Haarlem ontmoet via Dirk M. een gesjeesde student economie. 
 Het was het jaar 1966 waarin voor mij veel mis ging. 
Boudewijn van H. heb ik nooit ontmoet en mij desondanks enige tijd geleden een hate mail stuurde op het weblog van journalist Renzo Verwer met een verzonnen verwijt dat ik bij de staat mijn hand op zou houden. 
 Hoe hij zich dat voor stelde vermeldde hij niet. 
 Het is algemeen bekend dat meneer Boudewijn van H. nog nooit van zijn leven iets anders heeft uitgevoerd dan enkele slecht geschreven boeken publiceren over hoeren bezoek en parasiteren op oudere dames met veel geld en ruime woningen. 
 In de HP heeft hij daar enkele malen uitgebreid kond van gedaan. 
 Ik heb echter altijd een eigen inkomen gehad nadat ik in 1976 uit de BKR ging dus niemand heeft iets te klagen. 
Kees B., Boudewijn van H. en Theo Kars baarden begin jaren zestig opzien met een geraffineeerde oplichtingszaak waarbij de Rijkspostspaarbank meer dan een ton lichter werd gemaakt. 
 De grootvader van Kars, agent voor een levensverzekeringsmaatschappij heeft eeen tijd in de gevangenis gezeten vanwege oplichting. 
 Alle drie verdwenen de vrienden Kars, van Houten en Kees B. na een veroordeling het gevang in en Kees B. kreeg bovendien een stevige uitbrander van zijn vader. 
 Het gestolen geld , 180.000 gulden, mei 1965, werd naar men zegt in hoofdstedelijke literaire kringen besteed aan de oprichting van een literair maandblad “Tegenstroom”. De oplichtingszaak met hoofddaders Theo Kars ( 2 jaar celstraf) Boudewijn van H. en meeloper Kees B. was groot nieuws in de pers van de zestiger jaren. 
 
 Auctor intellectualis van het oplichtingsplan is volgens het boek van Kars Boudewijn van Houten die een “lucratieve misdaad” wilde plegen en daarvoor informatie kreeg van Simon van V. die wist hoe valse buitenlandse postwissels te verzilveren waren. Kars schrijft op pag. 31 van ‘Memoires van een slecht mens. Deel 1: 1940-1964’, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 360 p dat hij onmiddellijk geestdriftig was over het plan, net als Kees B. 
Over het oplichten van de RPS schreef Kars “De vervalsers” 1969 en “De huichelaar” 1978. 
Het is opvallend dat in een interview in VN Kars wel spreekt over Boudewijn van Houten als mededader, maar niet over Kees B. waarbij aan te tekenen dat hij deze naam wel in zijn boek vermeld. 
Waarschijnlijk is de oorzaak de academische status van Kees B. dat hij hem niet bij naam durft te noemen. 
 
 
De eerste abonnee van “Tegenstroom” was W.F. Hermans. 
 
 
Het literaire maandblad “Tegenstroom” keerde zich tegen alle levende schrijvers behalve W.F. Hermans en Gerard Kornelis van het Reve. In het bijzonder werd Harry Mulisch op de korrel genomen door Kars. 
 Voorts bewondert Kars Multatuli. 
 
Kars in “Memoires van een slecht mens” pag 31: 
 
 “Er ontstond een soort lynchstemming tegen ons. Henk Hofland vertelde dat op een avond, kort na het verschijnen van het tweede nummer van “Tegenstroom” in de Amsterdamse kunstenaars sociëteit De Kring opeens een groepje aangeschoten bewoners van het literaire ddorp op het idee was gekomen in het holst van de nacht naar ons adres in de Reguliersdwarsstraat te trekken om ons daar hun ongenoegen over ons bestaan kenbaar te maken en Jan Cremer hen er met moeite van had kunnen weer houden dit plan uit te voeren”. 
 
 In Heemstede, Aerdenhout en Haarlem was het een veel voorkomende zaak dat rijkeluis zoontjes uit verveling en gebrek aan ouderlijk toezicht het semi criminele pad op gingen, dus niets nieuws onder de Kennemer zon. 
Kees B. heb ik in 1966 horen optreden in een jeugdhonk in Aerdenhout waar hij Jaap Fischer achtige liedjes zong bij een gitaar. 
Zijn teksten waren opvallend goed. Hij had een beter publiek verdiend. 
Herfst 1966 opende Kees B. een tentoonstelling van Dirk M. en mij in Hillegom met een performance in de stijl van Beat Dichter Allen Ginsberg waar ik van stond te kijken. 
Ik ging met mijn vaste stapmaatje/bloedgabber Dirk M. nog een keer herfst 1967 langs langs Kees B. zijn riante studentenkamer, aan een gracht als ik mij goed herinner. 
Het zou de Oude Zijds Voorburgwal geweest kunnen zijn. Zijn vader betaalde hem een ruime toelage dus een kamer op eeen dure stand was geen enkel probleem.
Hij woonde daar met een onopvallende studente en weigerde ons binnen te laten, want hij moest vroeg naar bed. Hij verkeerde als eerste jaars student aan de politieke en sociale facculteit graag in het academische milieu en wilde liever niets meer met kunstenaars te maken hebben, want hij kon niet met ze op zijn eigen nivo praten, deelde hij glimlach end mee. 
Ik nam het voor kennisgeving aan. Het maakte me niets uit. Ik had geen hoge achting voor de Amsterdamse studentjes. 
 
In 'Memoires van een slecht mens. Deel 1: 1940-1964' - Theo Kars, doet de auteur in het saaai geschreven autobiografische boek uitvoerig zijn connectie met Kees B. en Boudewijn van Houten uit de doeken. 
 
Uit de recensie van het boek in VN Jeroen Vullings / 28 juni 2010 / (0) 
 
 citeeer ik: 
 
Als een der weinigen onder de vaderlandse auteurs heeft hij (Theo Kars) bijvoorbeeld in de gevangenis gezeten, vanwege diverse grootscheepse fraude-affaires. 
 
Opdringerig en onkies 
 
Memoires van een slecht mens, 1940-1964 is een doods boek. Dat is extra opmerkelijk, daar het onderwerp 's auteurs leven is, zijn reflectie daaromtrent te rubriceren valt onder 'levenskunst' en hij een vitaal en genotrijk carpe diem-bestaan voorstaat. 
 
De opmerking van de recensent dat het een doods boek is noopt niet tot aanschaf. Ik keek het in en vond het voornamelijk één langdradige bespiegeling van een arrogante auteur. 
 
Theo Kars, ‘Memoires van een slecht mens. Deel 1: 1940-1964’, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 360 p., € 19,95
 
 
 
Enige strofes uit een artikel van een journalist wiens naam ik niet meeer kn achterhalen: 
 
 
 
Boudewijn van Houten: Een slecht mens 
 
 
 
Krijgt Boudewijn van Houten (1939) eindelijk erkenning? Zijn debuutroman ‘Onze hoogmoed’ beleeft een herdruk. In gesprek met een obstinaat heerschap dat de totale waarachtigheid nastreeft. ‘De meeste Nederlandse schrijvers hebben niets te vertellen.’ 
 
 
 
 
 
Wie die Van Houten eigenlijk wel is? Ook op de HP/De Tijd-redactie hoor je die vraag wel eens. Boudewijn van Houten schrijft namelijk wel eens stukjes in dit blad. Soms stukjes over vrouwen. Niet altijd aardige stukjes. Dat hij zo van ze geprofiteerd heeft, ze heeft belazerd. Nou, Van Houten weet waarover hij spreekt! Hij heeft er honderden in de sponde gehad, hoor. En wroeging heeft hij geenszins. Wat heeft hij ervan genoten! 
 
 
 
Onze hoogmoed is het waargebeurde verhaal van een groepje vrienden in het begin van de jaren zestig. Gesjeesde studenten zijn het, die een heel eigen cultus rondom de diabolische leider Max (Theo Kars) bouwen. Immoraliteit is in hun ogen een deugd. Live fast, die young hun credo. Ze houden zich in leven door het plegen van kleine diefstallen. Op een gegeven moment besluiten ze de zaken grootser aan te pakken en de PTT op te lichten. Van de opbrengst starten ze een literair tijdschrift (Tegenstroom) dat één langgerekte uithaal is richting de gevestigde literaire orde – Reve en Hermans uitgezonderd. De heertjes leven erop los. Maar hun hoogmoed komt voor de val. Justitie rolt de ‘bende’ op. De ik-persoon (lees: Van Houten) moet vijftien maanden brommen. 
 
 
 
. Sommige critici zagen Van Houtens debuutroman dan ook als een afrekening met Kars. 
 
“Het was eerder de afrekening met een periode in mijn leven,” vertelt hij. “Van de oplichting van de PTT heb ik nooit spijt gehad. Het was geweldloos, niemand was direct de dupe. Erger vond ik dat we middenstanders bestalen, en geld leenden van vrienden, dat we nooit teruggaven. Dat misbruik van vertrouwen was heel misselijk. 
 
 
 
Af en toe komen er wel eens fans langs, die via Theo Kars met zijn werk in aanraking zijn gekomen. “Ik denk dat ze zijn kinderpraat niet langer konden velen. Als ze Kars hadden proberen te benaderen, werden ze buitengewoon pedant bejegend.” 
 
“Kars dacht altijd dat iedereen hem bedroog. De man is volstrekt paranoïde. Hij is destijds niet voor niets ontoerekeningsvatbaar verklaard door de rechter.” 
 
Kars’ boeken hebben nog wel een redelijke oplage gekend. Daarentegen heeft Van Houten zich in leven moeten houden als corrector en door het schrijven van pulpboeken. Van deze broodschrijverij deed hij weer verslag in De vlucht naar voren. Had hij er toch nog wat aan. Ja, Van Houten is arm geweest. Hoewel dat aan de onberispelijkheid van zijn kleding nooit was af te zien. Hij is miskend, maar wie is dat niet? 
 
Nee, Van Houten heeft geen hoge pet op van de vaderlandse literatuur. “Nederlandse schrijvers hebben totaal geen ideeën. Neem Harrry Mulisch, die altijd maar met de clichés van zijn tijd speelt. Een marktkoopman. Een charlatan. Een totaal oninteressante man. Herinnert u zich nog dat televisiedebat waar Hermans op Mulisch wees en zei: dit is nu een fascist, een echte. Nou, gelijk had hij! Mulisch liep altijd warm voor ondemocratische regimes. Dat geflirt met Cuba… Maar ja, Hermans ging dood, en hop, daar dook Mulisch weer op.” 
 
“Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts…. verschrikkelijk! Ik was laatst op een tentoonstelling waar die mevrouw Hemmerechts een lezing gaf. Ze heeft het twintig keer over haar kut gehad. O, o, o, wat vond ze dat stoer. Kinderlijk. Een feministe van de begintijd. Dat ze zo wordt geprezen is bespottelijk. Maar ja, wat wil je – dat mens heeft reláties. Haar pa was directeur van de Vlaamse omroep. U kunt zich vast wel een voorstelling maken van hoe zoiets werkt. Zeker hier in België.” 
 
W.F. Hermans had een plakkaat boven zijn bureau hangen met de tekst: men schrijft of men heeft vrienden. Een spreuk die Van Houten op het lijf is geschreven. Na Onze hoogmoed raakte hij gebrouilleerd met zijn vroegere vriendjes. Ze stelden het niet zo op prijs als een stel lakeien te worden afgeschilderd. 
 
Boudewijn van Houten: Onze hoogmoed. Aspekt. €19,98