"Kunstwereld overheidsfiliaal van hielenlikkers"
 
DE KUNSTWERELD IS AL DECENNIA LANG EEN FILIAAAL VAN DE OVERHEID COMPLEET MET HIELEN LIKKENDE PALADIJNEN ONDER DE KUNSTENAARS DIE NAAR DE PIJPEN DANSEN VAN AMBTENAREN 
 
En paar weken geleden was ik met Misja en Sjaalmans in Haarlem. We liepen de kring loopwinkel De Schalm binnen. Ik vond er een paar boeken die niet meer dan een euro of twee kostten. 
Op de slecht gestemde piano in de zaak speelde ik een boogie. Ik liep door naar achteren waar de afdeling boeken is gevestigd. Ik vond er het een en ander. 
Een boek over de BVD, een boekje over de Kennemerduinen door Dr. E.C.M. Roodenburg waar ik nog les van kreeg aan de DCK, Koepellaan 8, in de grote witte villa vlak tegen het Bloemendaalse bos aan. 
Het belangrijkste boekje dat ik in De Schalm vond was “De Gijzeling Van De Beeldende Kunst” uitgegeven door Meullenhoff, 1997, van de hand van Riki Simons, een publiciste die ik al geruime tijd volg en haar non conformis tische visie op het bestel der kunsten, in het bijzonder de Beeldende Kunst, gaarne verneem, alhoewel ik op sommige punten haaar visie niet bepaald consistent vind en te kritiek loos gebaseerd op de algemeen aanvaarde rode kunst historische lijn in de kunsthistorie van de twintigste eeuw. 
 
In elk geval is zij één van de zeer schaarse publicistes die niet mee huilt met de kunstwolven in het moderne kunstbos, alhoewel ik haaar verhaandeling over Duchamp zo-zo vond en eigenlijk totaal overbodig daar het geen nieuwe gezichts punten op leverde en slechts voor total leken informatief. 
 
Riki Simons doorliep de kunstacademie te Tilburg en volgde post graduate opleidingen aan twee academies te Londen. Vanaf het begin van de jaren ’80 publiceert zij over hedendaagse kunst. In NRC Handelsblad, indertijd in het nu al lang verdwenen Avenue, Money, Interme diair en Esquire. 
Het doorlopen van een kunstacademie is eerder eeen brevet van onvermogen dan een pluspunt in mijn opvatting. 
 
Op de achterflap van haar kritiese boek “De Gijzeling Van De Beeldende Kunst” stelt zij duidelijk dat de kunst in het slop zit. Zal wel, denk je dan als je die op zichzelf staande mededeling leest. 
Verzamelaars in Holland zijn er niet en het jongere publiek interesseert zich niet voor kunst. Dat ligt aan het aanbod en de verdomming dankzij de ruk naar politiek rechts. Het aanbod van kunst wordt eenzijdig bepaald door zogenaamde “kunstwetenschappelijk” geschoolde museumdirecteuren en ambtenaren, die met allerlei regelingen en subsidies de dienst zijn gaan uit maken in de kunstwereld van nu. Hoe kunsstwetenschappelijk deze directeuren zijn is betrekkelijk. Ex- directeur Mr. E. de Wilde was advocaat en de communist Jonkheer (sic) Sandberg grafisch ontwerper. 
Zij cultiveren voor alles hun eigen onmisbaarheid, goed gesalarieerde posities, uitstekende pensioenregelingen en snoepreisjes naar vooral de VS op kosten van de belasting betaler, want wat we ver haalen iss lekker een in het socialistissche persspectief is dienen wij te streven naar een vals internationalisme. Alle Menschen werden Brüder, de artiestene zijn het al, is hun devies. 
Riki toont aan hoe kunstwereld een filiaal van de overheid werd. Ontoegankelijke kunst van een wereldvreemd karakter werd de geïnteresseerde opgedrongen, die zich afwendde van door ambtenaren georganiseerde tentoonstellingen waar één of twee bezoekers vaker regel dan uitzondering waren. 
Eindelijk waait er een nieuwe wind door kunstenaarsland n wordt er in bescheiden mate geknabbeld aan de honderden miljoenen die de gesubsidieerde kunstsector nog steeds op strijkt en slechts een kleine groep van profiteert. 
In de inleiding van haar boek beschrijft Riki Simons kort een bondig hoe de overheid de zogenaamde vernieuwende, ware kunst als overheidszaak aan zich getrokken heeft en zichzelf met zijn ambtenaren apparaat de hoofdrol meent te vervullen als opponent van het door dit soort ambtenarij verafschuwde publiek. 
Wie daar anders over denkt wordt betiteld als reactionair, burgerlijk, dom, bekrompen en conservatief. 
Lange tijd sinds de tsunami van abstracte en expressionis tische slechte schilders, epigonen, veelal afkomstig van de Rijksacademie, maar ook van andere academies in de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig werd de voorkeur voor traditioneel schilderen en beeldhouwen beschouwd als “rechts” met directe verwijzingen naar het utopistisch realis me van de Nazis en “links” met de obligate museum vookeur voor abstractie, concept- en performance “kunst”. 
De galeriehoudster Dieuwke Bakker van Galerie Mokum ving de kritiek van de linkse progressieven te Amsterdam op haar promoten van realistische kunst op door in 1967 een samen werking voor een jaar aan te gaan met de Anne Frank Stichting en het exposeren van werk van Sal Meijer waarmee zij succes had. 
Waarom ze mijn door Engelse en Amerikaanse pop art beinvloede tekeningen en schilderijen SS kunst noemde is mij nog steedss niet duidelijk en wellicht te wijten aan haar ontbe ren van elke kunsthistorische kennis.  
De begenadigde schilder Matthijs Röling kreeg in 1961 in De Telegraaf een kritiek van kunstcriticus Ed Wingen dat zijn figuratieve kunst “fascistisch” zou zijn. De tijden zijn veran derd langzamerhand. 
 
Recensent Sven Lütticken: Naast kritiek op de overheid is kritiek op ‘kunstweten schappers’ een rode draad in het boek. De beeldende kunst zou veel te veel zijn geclaimd door op hol geslagen intellectuelen. Simons verheerlijkt de “vrije, onafhankelijke kunstenaar” die een “gedreven, eigenzinnig individualist” is en niet door ingewikkeld geschrijf en gepraat wordt belemmerd. 
 
Uit Simons’ afkeer van betutteling van de kunstenaar, of dat nu door de overheid of door theorieën gebeurt, blijkt een fundamentele romantische visie – de kunstenaar is een individualist die zich niet de wet door dolgedraaide kunstwetenschappers laat voorschrijven. 
Anderzijds moet deze geromantiseerde kunstenaar perfect harmoniëren met een al even geïdealiseerde galeriehouder en dito verzamelaar. 
 
 
(wordt vervolgd)