"Daar issie weer! Anton Z.! De Open Deur intrapper..."

 
Beeld van ongrijpbare kunstenaar is voorbij beweert open deur intrapper A. Zijderveld
 
 Anton Zijderveld: De tijd dat de artistieke avant-garde zich in besloten kring vrolijk maakte over het ‘klootjesvolk’ ligt al ver achter ons.
 
Fred van der Wal: Wat is een ongrijpbare kunstenaar? En wie moet hem grijpen? Typisch de mening gangbaar binnen de AA kringen (AA, afkorting Academische Arrogantie). De artistieke avant garde zoals ik die in de jaren zestig in Amsterdam mee maakte was niet bepaald geïnteresseerd in het etiketteren van een sociale klasse, zoals de vooringenomen  cliché denker Zijderveld beweert.
 
 
Anton Zijderveld: Na ruwweg 1960 wilden jonge kunstenaars afscheid nemen van het burgerlijke leven dat in de jaren voor de oorlog en in de jaren vijftig zo dominant was. 
 
Fred van der Wal: Zijderveld is niet erg op de hoogte. Waarschijnlijk heeft deze professor nog nooit gehoord van De Vijftigers die een heel wat minder burgerlijk leven leiden dan de gesubsidieerde kunstenaars in de zestiger jaren om over de surrealisten en dadaïsten van het interbellum maar helemaal te zwijgen
 
Anton Zijderveld: Studenten bestormden de autoritaire bastions van de professorenuniversiteit.
 
Fred van der Wal: Meneer Zijderveld heeft het over de namaak opstand Parijse studenten die met de Franse Revolutie in het achter hoofd ook revoluutsietje wilden spelen in het Maagdenhuis te Amsterdam. Hollanders, exponenten van een kleurloos transitoland dat net als de Japanners groot is in imitatie.
 
Anton Zijderveld: Jonge kunstenaars wilden afrekenen met de figuratieve beeldende kunst.
 
Fred van der Wal: Dat is nieuw; Vanaf 1964 propageerde Vrij Nederland de diepte intervjoes van Bibeb  over o.a. het surrealisme en realisme van een aantal Nederlandse kunstenaars waaronder Moesman, Escher, Willink e.a. Rond Galerie Mokum te Amsterdam groepeerde zich een aantal realisten en surrealisten vanaf 1964, die de trend voor de hernieuwde belangstelling voor een figuratie met surreële invloeden  in luidde. 
 
De jaren 60 was een periode waarin New Fig, Nouveau Realisme en Nederlands Realisme de bloedeloze achterhaaalde post abstract expressionistische epigonen  steeds meer naar de achtergrond drongen. Zijderveld had moeten weten dat het abstract expressionisme hoogtij vierde in de jaren 40 en 50 en in feite niets nieuws bracht. De abstracte kunst is onderdehand een 100 jaar oud en om die richting moderne kunst te noemen is een merkwaardig anachronisme. 
 
Anton Zijderveld: de tonale muziek en het traditionele toneel die de werelden van kunst en cultuur domi neerden. 
 
Fred van der Wal: Zijderveld ziet voor het gemak de grote invloed van de pop muziek over het hoofd en de diverse vormen van de Jazz, bijv. de hernieuwing van de Blues traditie in Engeland vanaf 1963
 
Anton Zijderveld: Het werd op beide fronten ideologische verdedigd met een beroep op Marx en een politieke afwijzing van het kapitalisme.
 
Fred van der Wal: De modieuze aanbidding van Marx en het verheerlijken van de Frankfurter Schule betrof een minderheid van de kunstenaars die zich in de extreem linkse BBK verenigden met eind jaren zestig een Maoïstische afsplitsing. Het betrof enkelingen. De veelal voor militaire dienst op psychische of lichamelijke defecten afgekeurde, vaak half analfabete kunstartiesten zetten fotos in het BBK blad van Che Guevara en PLO strijders met geheven Kalasjnikows. Zelf te laf en te lamlendig om zich voor iets in te zetten dat niet in het eigen belang was  beriepen zij zich op lamzakken als Krishnamurti en andere vage profeten van het ongerijmde.
 
Anton Zijderveld: Jargon. Dat was maar jargon. Waar het echt om ging, was een afrekening met de (klein) burgerlijkheid van hun ouderlijk huis, met het bourgeois publiek dat werd aangeduid als ‘klootjesvolk’. 
 
Fred van der Wal: De benaming Klootjesvolk was een scheldnaam die bij Provo hoorde. Een beweging van voornamelijk oninte ressante, bont geklede, carnavaleske, arbeidsschuwe, anti intellectuele maatschappij vijandige elementen die dankzij een zwak gezag en een publiek, stuff rokertjes die in de picture kwamen van journalsiten die op zoek waren naar kleurrijke figuren zonder veel taleenteen zoals Simon Vinkenoog, d profeet van het veerboden sigaretje. In Friesland staat deze anti maatschappelijke stroming onder de kunstenaars een halve eeuw na dato anno nu nog hoog in aanzien bij een tiepe artiest dat zich voornamelijk heeft geconcentreerd rond de Oude en Nieuwe Bildtdijk.
 
Anton Zijderveld: Studenten bezetten de universiteiten. Een kleine groep artistieke heethoofden van de toneelschool verstoorde toneelvoorstellingen door met tomaten naar de acteurs te gooien, en klassieke concerten in het Concertgebouw door met ‘knijpkikkers’ een snerpend lawaai te produceren.  
 
Fred van der Wal: De voorman van de onrust stokende acteurs was Jan Joris Lamers, die via terreur en lawaai zich de posities in de toneelwereld trachtte te verwerven waar hij tegen in opstand kwam. 
 
Anton Zijderveld: De kunstenaars leefden zich uit in wat zij als ‘echt modern’ zagen, namelijk abstracte beeldende kunst, absurdistisch toneel en atonale muziek. Het was allemaal bedoeld als een protest tegen en aanval op de autoritaire, elitaire werelden van de wetenschap en de kunst. Daar voorbij richtte men de pijlen natuurlijk op de nationale en gemeentelijke politiek. Die moest voor het financieren van deze vernieuwing zorgen.
 
(…) Beethoven, Vermeer en Tsjechov werden verfoeid. 
 
Jan Cremer riep dat al die schilderijen van Rembrandt en consorten in het Rijksmuseum op de vuilnisbelt gegooid konden worden. 
 
Fred van der Wal: Jan Cremer heeft nog nooit één goed schilderij gemaakt. Hij kan beter zwijgen met zijn één jaar Ulo. Zoals Jan Dibbets eens zei over een museale tentoon stelling van fake artist Cremer; het werk is de spijker nog niet waard waar het aan op gehangen wordt. Cremer is een slecht schrijver en een nog slechtere schilder. Ik las eens een briefje van zijn levenspartner Babette. In 14  zinnen 20 spelfouten. De doorgaans nadenkende weblogger Kokopelli meende dat ik een belegen Jan Cremer zou zijn. Hij heeft het mis. Ik heb niets met deze auteur, die als navolger van Kerouac met invloeden van Wolkers, Miller, Hemingway en Mickey Spillane zijn boek schreef. Cremer is zoals zo vele auteurs de schrijver van één boek.
 
Anton Zijderveld: Karel Appel, gevraagd naar de methodiek van zijn woeste schilderijenproductie zei: ‘Ik rotzooi maar wat aan’. 
 
Fred van der Wal: Zijderveld gaat graag ver terug. Het is een uitspraak uit de vijftiger jaren. Een statement door Karel Appel epigoon Jan Cremer nagebauwd
 
Anton Zijderveld: Een Nieuwe Tijd zou aanbreken. Muziek werd anti-muziek, chaotische productie van lawaai, beeldende kunst werd anti-beeldend en leverde vreemde objecten op en toneelvoorstellingen leken steeds meer op bewegingen en geluiden uit een krankzinnigengesticht. Publieksopbrengsten waren er nauwelijks. 
 
Dat moest door rijkelijke subsidies worden opgevangen. Bestuurders in het cultuurministerie en in de stadhuizen waren bevangen door het snobvirus, wilden niet voor conservatief doorgaan en sluisden de subsidies door naar deze in wezen anti-artistieke beweging.
 
Fred van der Wal: Zijderveld heeft een punt met de laatste alinea van bovenstaand commentaar. In Friesland woonde ik in Friesland een toneelstuk van Elmar Kuiper bij waarin deze zestiger jaren opvattingen anno 2010 nog eens dunnetjes werden over gedaan.Een toneelstuk warain een aantal psychopatische paljassen als opgeverfde dozen waren verkleed met in ene hoek van heet toneeel  één droefgeestige druiloor die geen meisje kon krijgen en daardoor aan bal last en jeuk aan zijn peuk leed. 
 
Het werd opgevoerd in het knauwerige Friese dialect dus de helft ging aan mij voorbij.  De Leeuwarder Courant schreef uiteraard een juichende recensie. 
 
In Friesland komt alles vijftig jaar later op artistiek gebied. In Amsterdam kwam ik over huis bij een derde rangs actrice van het gsubsidieerde toneel die er prat op ging dat in de zalen waar zij op traden vaak niet meer dan drie, vier bezoekers waren. Zij was “links” en tegen reclame. Voor zo lang als het duurde. Een paar jaar later sprak zij reclamespots in. In de jaren zestig ontmoette ik enkele toneelspelers en regissseurs in Amsterdam. Ik heb zelden zulke arrogante kunstartiesten mee gemaakt. Zum Kotzen.
 
Anton Zijderveld: Maar nu gebeurden er in deze modernistische stromingen vier dingen. Ten eerste, werden de ouder wordende jongeren in toenemende mate elitair en arrogant, neerkijkend op het ‘gewone’ volk, ‘het klootjesvolk’, waardoor ze zich maatschappelijk isoleerden. Ze werden evenwel al snel als ‘interessante’ avant-garde door de merendeels progressieve politiek omarmd en via subsidies financieel ondersteund. Daardoor werd de avant-garde een voorhoede, in ieder geval een relatief kleine, spraakmakende en macht vergarende elite.
 
Wellicht het meest fatale was, ten vierde, dat het publiek waar kunst toch van afhankelijk is grotendeels wegbleef en kunstenaars steeds meer kunst voor medekunstenaars produceerden. Dat moest natuurlijk wel rijkelijk worden gesubsidieerd. Kortom, van de vernieuwing waar telkens zo groot over werd opgegeven, was geen sprake meer.
 
Fred van der Wal: Vernieuwing? Is kunst hetzelfde als de voorjaarsmode op de catwalk van de Prêt à Porter in Parijs? Vernieuwing van wat? Ik zag voornamelijk een kunst die technisch ambachtelijk slecht in elkaar zat en arm aan ideeën was, uitgevoerd door “kunstenaars”die te vaak het vak niet beheersten.
 
Anton Zijderveld: In de huidige discussie over de zogenaamde kloof tussen kunst en volk wordt echter een punt over het hoofd gezien. Dat kort geschetste modernisme is inmiddels gelukkig merendeels passé. Peter Schat was één van de jonge heethoofden uit de modernistische muziek, hij componeerde zelfs muziek voor en in opdracht van het voorheen zo gehate en geminachte Concertgebouworkest.
 
De modernistische, elitaire avant-garde heeft inderdaad ten onrechte haar enclaves via subsidies in stand kunnen houden. 
 
Anton Zijderveld is emeritus hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam