“ALS KLEUTER DE PIANO IN BRAND STEKEN EN DAARNA DE PIANIST!”

Geplaatst op 31 juli 2009 door fredvdwal

ALS KLEUTER WILDE IK AL HET LIEFST DE PIANO IN BRAND STEKEN EN DAARNA DE PIANIST!

Zelfs ik, die er al heel weinig aanleg of ambitie voor had, kreeg als één van de vele ongelukkigen op zijn vijfde levensjaar pianoles. In mijn geval van een verbitterde, ongehuwde, bij mijn grootouders inwonende half lesbische tante die via het instrument haar onmacht bot vierde over het hoorbare feit dat zij zelf geen enkel talent voor zang en muziek had en verbeten het plan had opgevat na het lezen van een biografie over een beroemde componist van mij tot mijn verdriet een kleine Mozart te maken. Een fluwelen pakje had ze al in elkaar genaaid en mijn blonde lokken maakten het beeld van een engelachtig prinsje uit vervlogen tijden compleet.
Ik vond piano spelen afschuwelijk en het maakte mij zeer opstandig.
Ik weigerde gewoon weg mijn best te doen. Ik kon het niet en legde mij daar al snel bij neer. Elke dag een half uur tot drie kwartier verplicht achter de piano. Eindeloos kon ik dezelfde passages oefenen zonder dat ik iets uit het Etudeboek foutloos leerde spelen. Het liefst wilde ik de piano in brand steken, in mootjes hakken of met mijn tante er aan vast gebonden de Keizersgracht in duwen, maar daar had ik als kleuter de fysieke kracht nog niet voor en toen ik wel krachtig genoeg was had ik als langharig pacifistische hasj rokende dienst weigeraar geen zin meer in moord en doodslag op familieleden, hoe zeer zij zich ook jaren lang mis droegen jegens mij en mijn geestelijk en lichamelijk mishandeld zuster.
Gewelddadige videos bestonden nog niet in de veertiger jaren en de tijd dat een verongelijkte kleuter van drie een kleding warenhuis in brand kon steken om na afloop door de begrijpende ouders, aangevuld met een staf tolerante jongerenwerkers en enthousiast applaudisserende  omstanders liefdevol gefeliciteerd te worden met zo’n maatschappelijk relevante belangeloze daad van belang was nog lang niet aangebroken. Het waren misschien wel andere tijden, maar in veel opzichten vooral betere!

Volkomen ongevraagd kreeg ik een blokfluit voor geschoteld toen ik als achttienjarige naar het eerste jaar van de kweekschool voor onderwijzers in Bloemendaal ging.
Die kweekschool voor schoolmeesters was niet mijn eigen keuze, want de akademie voor beeldende kunsten bezoeken was in het conservatieve VVD milieu van mijn grootouders uitgesloten.
Een blokfluit! Het instrument bij uitstek geschikt voor de grootste trut van Troje uit de klas, een vrijgemaakt gereformeerde, zwaar brillend, bijziend, schuchter meisje met een ouderwetse, vijftiger jaren, puntige tietenbeteugelaar waardoor het leek alsof zij haar schoolboeken in haar bloesje met zich mee droeg.
Jaren later zou zij als begeleidster op de alt blokfluit haar streng griffermeerde echtgenoot begeleiden, ergens in een vrijgemaakte, half lege kerk vol kwezels en begijntjes in Drenthe. Kut met krenten.

Blokfluiten. Debiel blaasinstrument voor meisjes en mietjes die van korfballen en volksdansen hielden. Nog erger dan een piano! Er bestaat geen afstotender muziek instrument dat ik zo gehaat heb met uitzondering van de piano in mijn jonge jaren, want tientallen jaren later, na een financiële meevaller die weinig anderen ten deel vallen in het artistieke plantsoen, kocht ik de allerduurste Yamaha die er te krijgen was bij de nu al lang failliete firma Ganzevoort te Leeuwarden. Tot mijn verrassing bleek de piano die ik tien jaar geleden voor vieren tachtig honderd gulden kocht nu plotseling meer dan dertienduizend gulden te kosten en poogde een handelaar in muziek instrumenten mij het prachtige meubel af te troggelen voor een te lage prijs. Ik had het instrument overigens zelf cash betaald.
”Zie je nu wel, dat had ik altijd al gedacht,” zei mijn altijd prijsbewuste echtgenote goed keurend in haar nopjes met de rendabele aanschaf. Ze had het zoals altijd al gedacht!
“Ik niet,” antwoordde ik naar waarheid.


Als aankomend adspirant schoolmeester, kwekeling zonder akte, kreeg ik niet meer dan een onnozele, timide, beverige toon uit de blokfluit, die soms tot overmaat van ramp en grote hilariteit van mijn muzikale klasgenoten raar oversloeg naar een jammerend gepiep, doordat ik mijn vingers verkeerd zette zo dat de openingen niet geheel en al werden afgesloten en er valse lucht kon ontsnappen.
Menigmaal stuurde de muziekleraar Kremer mij de klas uit als hopeloos geval met de opdracht een straf opstel te gaan maken over onderwerpen als “Muzikaliteit en Beleefdheid” of “De receptie van klassieke muziek onder de hedendaagse probleemjeugd”.
Daar was ik snel mee klaar, want de ” hedendaagse probleemjeugd” luisterde naar rock ’n roll en de Rolling Stones.
Hoe kon een normaal mens die zoals ik in het geheel niet voor die pedofiele rattenvanger van Hamelen in de wieg was gelegd, op de blokfluit ooit een zo verleidelijk deuntje pijpen dat hele hordes school kinderen hem achterna gingen alsof hij een soort Marc Dutroux was?
En wilde ik dat eigenlijk wel, want in tegenstelling tot de meeste onderwijzers in opleiding had ik geen enkele paedophiele aanleg en dat was toch wel een voorwaarde om voor de klas van een lagere school als man te slagen. Ik hield niet buitengewoon veel van kleine kinderen met miniatuur pielemuisjes en was al helemaal niet van plan ze voor de klas een deuntje voor te fluiten op een blokfluit.
Zo werden die kleine, onhandelbare, krengerige, neurotische welstandsmormels nooit professor, pooier, drugsdealer of minister! Hoe was een verstandig, volwassen mens ooit op de gedachte gekomen een blokfluit te maken? Of schoolmeester te worden? Zelfs als ik nauwlettend mijn medeleerlingen Ina de Kip, met haar toen nog grote borsten, gevangen in dubbel D cups onder een spannend truitje, de hol ogoge Femmy Snakkerburen, de besnorde Gera Uilenreet en vooral niet te vergeten de van griffermeerde ingehouden geilheid brandende Alice Kneuterdom bekeek viel er niet aan te twijfelen dat de blokfluit bij uitstek geschikt was voor geestelijk en/of lichamelijk minder bedeelden van de gereformeerde, vrouwelijke kunne, die voor schooljuffrouw in de wieg waren gelegd.
Onder de muziekles loerde ik naar de borsten van de zwoegende en zwetende blokfluitsters die met gesloten ogen de prachtigste trillers en triolen wisten te produceren en bleef mijn blik gefixeerd op de eerder genoemde plaatstalen tietenbedwinger van Alice, die behalve haar muziekboeken ook nog twee mondstukken van blokfluiten in haar bloesje leek te bewaren, maar ik had het mis. Het waren haar tepels die door de stof heen leken te branden. Als echte tepelman voor mij een interessante aanblik in de silver sixties.
De ouderwetse vijftiger jaren model puntmodel behas waren van katoen, ook toen nog veelvuldig gedragen in bevindelijk gereformeerde kringen en ik kan het weten want ik heb er jaren lang naar hartelust uit volle borst in die borsten van een vertegenwoordigster van die richting mogen graaien toen ze al lang sexier lingerie droeg, zoals buste houders met een geborduurd roosje tussen de cups zodat er altijd iets te plukken viel voor een onbezoldigd kwekeling zonder akte!
Het heeft de saaie lessen didaktiek en pedagogiek aardig gekompenseerd al die jaren. Ik had tenminste iets zinvols omhanden en droomde onder de saaie lessen christelijke ethiek regelmatig weg naar verre oorden, tropische stranden waar woeste bachanalen aan de gang waren.
Wat muzieklessen betrof heeft het me altijd aan twee eigenschappen ontbroken; vlijt en geduld.
Geduld is een deugd voor ezels, heeft Daumier eens terecht gezegd. Of ik geen ezel was, dan wel een ezel zonder geduld, bleef die hele uitzichtsloze kweek schooltijd onbeantwoord. Mijn klasgenoten, die mij toch al nooit bijzonder hoog schatten zoals ik tijdens een reünie in 1996 vernam, vonden waarschijnlijk van wel. Ik heb het ze nooit gevraagd, want ik was niet nieuwsgierig naar de opinie van een adspirant schoolmeester of uitgebluste leerkrachten met bapo uren. Van mijn kant daarentegen hebben zij alleen op mijn ijskoude minachting kunnen rekenen al die jaren.
De muziekleraar, die al lang wist dat hij met een onverbeterlijk amuzikaal produkt te maken had, was zo verstandig mij een zes min te geven bij het eindexamen en diezelfde middag, na het uit reiken van het schoolmeesters diploma gooide ik in aanwezigheid van Els  in een overmoedige, maar vooral jolige bui, mijn blokfluit die zomerse middag vol zonneschijn in het water van de Crayenestersingel te Heemstede, nadat ik het instrument in twee delen op mijn knie had gebroken. Niemand zou er meer enige vreugde aan kunnen beleven en het verminkte instrument zou als het uit het water zou worden gevist te nat zijn om ook maar als brandhout in de open haard te dienen. Nooit heb ik gelukkiger momenten beleefd dan op het ogenblik dat de stukken van de blokfluit met een vrolijke pisboog in het water verdwenen. Zelden ben ik in mijn leven milder of vergevingsgezinder gaan denken over wie of wat dan ook, maar al helemaal niet over de blokfluit. Nog steeds verafschuw ik mijn ex klasgenoten van de kweekschool, zelfs mijn ex-minnares Els  die mij zo genadeloos en onbarmhartig in de steek liet die zomer van 1965 toen ik van het hoofdakte examen werd geweerd en maanden lang ziek werd door een Pfeiffer infectie. Ik mijd ze als de pest, die ex-klasgenoten; ze zijn mij totaal onverschillig, maar een blokfluit ben ik voor goed blijven haten. Ik vond dat Els bij het omkijken niet in een zoutpilaar moest veranderen maar in een blokfluit. Met liefde had ik haar eind 1965 in tweeën gebroken en in het water gegooid!

Eindigen als een aanbeden langharige pianovirtuoos als Jan V., bejubeld worden als blues gitarist zo als Hound Dog Taylor, Elmoren James, Eric Clapton of wonderschoon blazend met windkracht tien op de mondharmonica als protestzanger en nog liever de saxofoon nieuwe klanken ontlokken aan de tenorsax op de manier van Eric Dolphy was voor mij niet weg gelegd door de schikgodinnen.
Ik was veel te onzeker, verlegen, verward, te verdrietig en te eenzaam tot 1967 om me op welk terrein des levens te manifesteren.
De zestiger jaren, toen de grootste idioot wereldberoemd kon worden door, zoals de mislukte eerstejaars student Bob Dylan, verwoed op een mondharp te spelen, begeleid door slordig getokkelde gitaar akkoorden in de geïmiteerde stijl van Woody Guthrie, met het nummer Blowin’ in the wind of zoals tientallen abstrakte schilders in navolging van Pollock bekend worden door eveneens in opperste vrijmaking blikken verf op een doek te smijten net als de onbehouwen, ongeschoolde Tukker Jan Cremer, waren nog niet aan gebroken. Het enige dat ik altijd echt goed kon was het natuur getrouw tekenen, een verworvenheid die uit de mode was sinds de dagen van Cezanne en als de tekenleraar de tekenvoorbeelden ophaalde, vergiste de leerkracht zich wel eens door mijn tekening op te halen en het voorbeeld op mijn tafel te laten liggen omdat ik exact kon tekenen tot grote bewondering van mijn medeleerlingen. Ik had al snel door dat ik met mijn teken talent anderen kon imponeren, maar ik begreep heel goed dat dit niet genoeg was om in De Opregte Haerlemsche Courant, de oudste en saaiste krant van Nederland, die zo gortdroog was dat de NRC daarbij vergeleken een sappig document humain lijkt, jubelend ver meld te worden en ik hoefde al helemaal niet te proberen om met mijn tekeningen mijn verzuurde tante en verbitterde grootmoeder waarbij ik in huis woonde, in verbazing te brengen. Mijn tante schiep er op sadistische wijze genoegen in mijn tekeningen te verscheuren of met ballpoint er doorheen te krassen.
Volgens haar onduidelijke criteria waren mijn tekeningen zonder enige twijfel het werk van een waanzinnige en zou ze er alles aan doen met een bevriende psychiater om me achter de tralies van een zenuwinrichting te krijgen. Jammer genoeg voor haar zag deze zenuwarts, aan wie zij buiten mijn medeweten mijn werken toonde, geen enkele aanleiding om aan haar vriendelijke verzoek om een spoedopname en een slaapkuur tegemoet te komen en feliciteerde haar met haar getalenteerde neef.
Eén keer gooide zij opzettelijk een kop warme chocolademelk over een akwarel, maar die had ik te leen van de vage aquarelliste Mieke van D. Voor het beeldend resultaat maakte het niet veel uit. Het bleef een onduidelijk water verfje in modderige kleuren en de maakster er van heeft nooit het verlies van het werk betreurd, noch het opgevraagd. De lege kop chocolademelk die mijn tante over de akwarel had gegooid retourneerde ik met een sierlijke boog naar haar hoofd alsof het een vriendschappelijk potje korfbal gold.

fred van der wal 20-02-2008 13:29 
Die piano wou eerst helemaal niet branden maar toen heb ik er een liter benzine in gegooid toen wilde ie wel, jammer van die kapitale villa waar we in woonden, maar wie wat wil moet doorpakken!

Reacties Wim Duzijn 
30-07-2009
23:43 uur
 Grappig die advertentie hiernaast: “60 lessen inclusief piano. Cursus pianospelen inclusief piano en les van Jan Vayne voor ?1199..”

Het verhaal hierboven van Fred van der Wal behoort tot de betere stukken. Daarom heb ik het gewoon, zonder enige negatieve bijbedoeling aanbevolen.

 

Gerelateerd

FRED VAN DER WAL:”ALS KLEUTER AL HET LIEFST DE PIANO IN BRAND STEKEN EN DAARNA DE PIANIST!19 februari 2008Met 1 reactie

WAAROM SCHILDEREN, ZULT U MIJ VRAGEN…(DEEL 6)28 maart 2011

LEVENSVERHAAL VAN INTERNATIONAAL VEELZIJDIG ALL ROUND SUCCESVOL MULTI TALENT JOHN CORDELL29 december 2009Met 8 reacties

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

← IK BEN GEEN CARBONNETJES KUNSTENAAR EN OOK NOOIT GEWEEST

FRED VAN DER WAL LID VAN DE CLUB DER AMICALEN FRANKRIJK →

6 reacties op “ALS KLEUTER DE PIANO IN BRAND STEKEN EN DAARNA DE PIANIST!”

  1. Wim Duzijn zegt:31 juli 2009 om 11:57“Wie wat wil moet doorpakken!”
    Moordend sarcasme levert soms best inktzwarte humor op.Beantwoorden
  2. zegt:31 juli 2009 om 12:04pedofiel rattenvanger van Hamelen! hahahaha.
    Vermakelijk verhaal Fred.Beantwoorden
  3. fred van der wal zegt:31 juli 2009 om 12:32Wim
    Maar zo is het toch ook?
    Van dat doorpakken?Beantwoorden
  4. fred van der wal zegt:31 juli 2009 om 12:33@K
    Een rattenvanger is een eerzaam beroep
    maar die van Hamelen
    nee
    die deugde niet
    voor geen centBeantwoorden
  5. zegt:31 juli 2009 om 13:15Maar goed dat het een sprookje is dan!
    Eerlijk gezegd zou ik graag met een piano in huis opgegroeid zijn.
    Niet met een blokfluit,Beantwoorden
  6. fred van der wal zegt:31 juli 2009 om 13:52@K
    Blokfluit was een verplicht vak op de kweekschool voor onderwijzers en in de tweede klas was je ver plicht een menuet van Mozart blok te kunnen fluiten uit je kop. Ik vond het getrut maar de overige klasgenoten die mafklappers en sufkutten vonden het allemaal even enigjes.
    Ik speel een beetje boogie woogie en blues piano en electrische gitaar. Een paar keer samen gespeeld met anderen, maar ik heb geen tijd om in een bluesband te gaan spelen helaas want dat is wel wat hipper dan dat suffe beeldende kunstenaars sirkwie waar velen menen geroepen te zijn en weinigen uitverkoren en zich dan maar “De Picasso Van Amsterdam” gaan noemen bij gebrek aan enig succes behalve het exposeren van hun kliederwerkjes in buurtkroegen, daar heb ik dus als genie (en toch eenvoudig gebleven van huis uit) diepe compassie mee, diepe compassie….

Share this: